April 2017
“Marre vroeg mij onlangs een stukje te schrijven over mijn eerste ervaringen bij Street Children Project. De eerste vraag die in mij opkwam was: “waar moet ik beginnen? Er is zoveel te vertellen”. Toch zal ik proberen jullie in dit stukje mee te nemen door te vertellen over mijzelf en mijn belevenissen bij SCP.
“Geboren in Afrika, maar getogen in Nederland”. Ik ben opgegroeid met Sinterklaas, leren schaatsen met een stoel op de meertjes, stroopwafels, drop en alles wat Hollands is. Wie mij zo’n 5 jaar geleden gevraagd zou hebben: ‘over 5 jaar, waar ben jij dan?’, zou ik niet hebben gezegd in Ghana of überhaupt in Afrika. Ik heb mij altijd een toekomst in Nederland voorgesteld. En nu ben ik hier al bijna een halfjaar in Ghana en werk ik op het Street Children Project in Kumasi.
Begin november begin ik ‘officieel’ met werken bij SCP. De eerste dagen waren vooral aftasten en nog wat onwennig. Door het team van het Drop- in Centre werd ik meteen actief betrokken bij alle werkzaamheden. Dit betekende dus mee de straat op voor ‘street corner education’, school- en huisbezoeken afleggen met de veldwerkers en ik doorliep een oriëntatie traject over alle activiteiten van het project. De eerste weken waren overweldigend. Zeker als je de straat op gaat om met de straatmeiden in contact te komen en hen uit te nodigen naar ons centrum te komen. Je ziet de meiden overal; of ze zijn aan het werk, waar ze zware goederen dragen of ze rusten ergens uit in groepjes tot er weer werk voor hen is. Het is niet gemakkelijk om de meisjes (want sommige zijn echt heel jong) dit soort werk te zien doen en zo op straat te zien leven zonder enig toekomst vooruitzicht. Velen van hen hebben ook al zelf kinderen en deze groeien ook op de straat. Het is voor hen elke dag vechten om zichzelf in de basisbehoeften te kunnen voorzien, tijd om aan de emotionele behoefte is er niet en zelfs fysieke pijn wordt genegeerd. Alles om maar aan het eind van de dag wat geld in de handen te hebben, zodat je voor jezelf een slaapplek, eten en een toiletvoorziening kunt betalen.
Een andere uitdaging voor mij is de taal. Zelf heb ik wel een Twi cursus gevolgd, maar deze meisjes spreken geen Twi, omdat ze uit het noorden van Ghana komen. Met wat handen en voetenwerk komen we er vaak wel uit tot grote hilariteit van de meisjes en mijzelf. Na een paar weken werd het werk wat uitgebreider en werd ik meer betrokken bij de administratieve taken zoals het schrijven van rapporten, fondsenwerven, het opstellen van protocollen enz. Nu probeer ik één keer in de week naar het Vocational Training Centre te gaan waar de meisjes een tweejarige trainingsopleiding volgen tot kledingmaakster of kapster. Wat ik hier indrukwekkend vind is de overgang die deze meisjes maken. Van een straatmeisje tot een jonge, zelfbewuste, trotse vrouw.
Ik ben nu 5 maanden aan het werk en begin steeds een duidelijker beeld te krijgen van het werk. Ik voel mij thuis op deze plek, met mijn collega’s, de zusters en de meisjes en alle andere jongeren die ondersteunt worden. Het werk heeft veel uitdagingen, zoals het groeiende aantal kinderen dat op straat leeft, de situaties waar de meisjes vandaan komen, de continue strijd om fondsen om alles draaiende te houden, maar het mooie is dat we altijd samen kijken naar een oplossing en dat het op de een of andere manier toch goed komt. De dagen en weken vliegen voorbij op het project en het is nooit saai. Zo heb je een groep van 15 Nederlandse vrijwilligers die aan het VTC komen bouwen, dan ineens een grote groep Amerikanen die gezondheidszorg levert, en ga zo maar door. Wat het werk leuk en zeer bijzonder de moeite waard maakt zijn de meisjes/ kinderen zelf. Als je even met ze gaat zitten om een spelletje te spelen of iets uitlegt – dat je er een grote glimlach terug voor krijgt en dat ze de volgende dag weer terugkomen. Voor mij betekent dit het begin van verandering.